In 1750 was de Chinese economie de grootste van de wereld, maar in de 200 jaar daarna werd het geplaagd door kolonisten van allerlei slag en door oorlogen met de toenmalige grootmachten. Vooral in de periode van 1920 tot 1945 ging het land gebukt onder de gruwelijke bezetting door Japan en de daaropvolgende burgeroorlog. Toen Mao in 1949 de Chinese Volksrepubliek uitriep, was het volk straatarm en ongeletterd. Het volk ging gebukt onder een door en door corrupte dictatuur. Een “mission impossible”, leek het.
Maar China ging er wel degelijk op vooruit. En niet zo’n klein beetje. Momenteel is China de derde economie van de wereld, de eerste exportnatie en de snelst groeiende markt in zonne- en windenergie. In geen enkel ander land worden meer auto’s verkocht dan in China. Het land heeft ook het grootste aantal hogeschoolstudenten en… het plant een reis naar de maan.
Maar China ging er wel degelijk op vooruit. En niet zo’n klein beetje. Momenteel is China de derde economie van de wereld, de eerste exportnatie en de snelst groeiende markt in zonne- en windenergie. In geen enkel ander land worden meer auto’s verkocht dan in China. Het land heeft ook het grootste aantal hogeschoolstudenten en… het plant een reis naar de maan.
Tot aan de dood van Mao in 1976 groeide de economie maar met een slakkengangetje – in China is dat nog altijd gemiddeld 6 % per jaar – ondanks de moeilijke jaren van de mislukte Grote Sprong Voorwaarts (1959 - 1960) en de ultralinkse Culturele Revolutie (1966 - 1968). China scoorde ook toen al beter dan India, maar doordat de bevolking zo snel groeide – van 500 miljoen in 1949 naar 1 miljard in 1980 en ca. 1,4 miljard in 2009 ! – zag de gewone Chinees de kloof met de ontwikkelde kapitalistische landen niet kleiner worden.
Deng Xiaoping was van mening dat het beter moest kunnen. Onder het motto “Het maakt niet uit of een kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt”, kwam er in 1978 een pragmatische correctie op het Maoïstische model van ‘iedereen gelijk’. In het nieuwe Chinese socialisme van Deng mag iedereen zijn individueel belang nastreven, zolang het maar de hele maatschappij ten goede komt. Stap voor stap voerde Deng de markteconomie in. Niet de vrije maar de geleide markteconomie, want er blijft wel een centraal plan. Grote delen van de economie zijn inmiddels privé, maar de Staat houdt via de grootste bedrijven en de strategisch belangrijke sectoren de uiteindelijke controle in handen. Buitenlands kapitaal is welkom zolang het opbrengt voor China. China trad ook toe tot de Wereldhandelsorganisatie, omdat buitenlandse handel voor haar voordelig is. Met de één-kind-per-gezin-regel werd de bevolkingsgroei afgeremd. Deng zorgde er wel voor dat de politieke macht stevig in handen van de CPC bleef.
De kat van Deng blijkt verrassend veel muizen te vangen, want sinds de koerswijziging van Deng, kent China een gemiddelde economische groei van 10 %. Al meer dan dertig jaar. De Chinezen gingen er aanzienlijk op vooruit, zij het niet allemaal even snel. Ongeveer 200 miljoen mensen hebben een koopkracht vergelijkbaar met die van Portugezen of Grieken. En het aantal Chinezen dat volgens lokale normen – die veel meer rekening houden met de plaatselijke levensduurte dan die van de Wereldbank – in de armoede leeft, daalde in die periode van 30 % naar 1 %. Alle Chinese kinderen hebben recht op negen jaar gratis onderwijs.
Van boerenland is China geëvolueerd naar een land waar al 45 % in de stad leeft. Tot in de verste uithoeken van het land worden wegen of treinsporen gelegd. Mobiele netwerken en internet werken bijna overal. Verouderde woningen op het platteland worden vervangen door grotere, moderne gebouwen. Verloederde Chinese steden worden afgebroken en vervangen door moderne modelsteden.
Zolang de CPC aan de macht is, ziet het Westen het Chinese succes als een bedreiging voor de kapitalistische ideologie en voor zijn invloed in de wereld. China is nog altijd het ‘gele gevaar’ omdat het de macht van het Westen langzaam terugdringt en inspiratie biedt aan ontwikkelingslanden die een onafhankelijke weg zoeken.
Economisch ligt de zaak wat ingewikkelder: westerse landen willen de economische opkomst van China wel afremmen, maar individuele bedrijven willen ter wille van hun winsten, maar wat graag met China handel drijven. En allemaal stellen ze vandaag hun hoop op bestellingen uit China om het globale kapitalisme uit het slop te halen.
Peter Tersteeg