Soms is er echt geen touw aan vast te knopen. Dat je uitgefoeterd wordt als je de straat oversteekt als het licht op groen staat, heeft kennelijk niets te maken met het toebrengen van gezichtsverlies aan de argeloze voetganger. En evenmin als je even iets niet snapt als je een treinkaartje wilt kopen en dan uitgemaakt wordt voor een schimmelsoort die nog minder is dan de schimmel onder de voeten van de gemiddelde chinees. Maar oh wee, als je je auto voor een soort apk keuring aanbiedt aan een controleur en de auto is diens ogen niet goed genoeg gewassen is. Dan heb je de ambtenaar in kwestie een trauma bezorgd waar hij de rest van zijn leven niet meer overheen schijnt te komen: gezichtsverlies.Gezichtsverlies is bijna het ergste wat een chinees kan overkomen. In het dagelijks leven is het voorkomen van gezichtsverlies dan ook een belangrijke factor. Gezicht hangt samen met prestige of aanzien. En daardoor onlosmakelijk verbonden met geld en macht. Een graadmeter voor de Chinese status van een persoon. Hoe meer gezicht een persoon opbouwt, hoe groter zijn sociale aanzien. Met directheid kan een chinees zijn gezicht om zeep helpen. Soms is een leugentje voor een chinees beter om zijn reputatie of die van een ander niet te schaden.
Ik was eens met mijn zelfbenoemde “zoon” Dawei (zie onderstaand artikel “een Chinese zoon”) in een restaurant in Datong, een grote stad ten noorden van Beijing. Dawei en ik kunnen elkaar volstrekt niet verstaan, maar het gaat altijd prima tussen ons. Dawei bestelt voor mij de meest verrukkelijke Chinese culinaire hoogstandjes; het gaat nooit mis want hij weet feilloos wat Baba minder op prijs stelt. Op mijn beurt bestel ik altijd voor hem de meest afgrijselijke gerechten. Galsoep, vette varkenshoeven en eendentongetjes behoren tot zijn favoriete gerechten, waar hij doorgaans met smaak op aanvalt.
Maar in dat restaurant in Datong ging het toch even mis. Dawei had voor mij een of ander vaag gerecht besteld waarvan ik de indruk had dat het naar kattenpis rook. Grote consternatie in het restaurant. Dawei begon iets wat op een verbale tiendaagse veldslag leek waar het hele restaurant zich mee leek te bemoeien. De gemoederen leken hoog op te lopen. En op het moment dat een chinees mij ineens onverwachts en nota bene in goed engels vroeg of ik het gerecht niet lekker vond, kon ik op mijn beurt Dawei niet laten vallen. Toch ? Ik beaamde, dat ik het niet lekker vond, want wat moet je nu anders. Maar dat was helemaal fout. Gezichtsverlies ! Ik weet nog steeds niet waarom. En bij wie.
Zo was er ook een keer, dat Dawei met mij meeging om mijn ticket om te boeken. Ik zou de volgende morgen om 8 uur vliegen en daarvoor moest mijn ticket de avond daarvoor, uiterlijk bij sluitingstijd, klaar liggen. Zoals toegezegd. Toen ik daar echter om een uur of vijf aankwam was mijn ticket er nog niet. En wederom trok Dawei ten strijde tegen het grote onrecht mij aangedaan. Alsof ik Hu Jintao zelf was. Mijn tenen stonden krom van ellende toen ik de verbale terreur zag waarmee Dawei over het meisje achter de balie heen walste. Zonder haar ook maar één blik waardig te keuren, werd zij kennelijk uitgemaakt voor alles wat ik in mijn stoutste fantasieën nog niet kan verzinnen. Ik kreeg er plaatsvervangend gezichtsverlies van. Maar kennelijk kunnen Chinezen zo met elkaar zonder problemen omgaan. Het meisje werd luidkeels te verstaan gegeven, dat ze net zo lang moest wachten tot mijn ticket er was. En als het er dan was, moest ze het maar komen brengen in het restaurant waar hij met Baba geitenkluiven ging eten. En ze moest niet het hart hebben om het anders te doen. Over gezichtsverlies.
Halverwege de geitenkluiven kwam de ober ons melden dat er iemand voor ons was. Het was het meisje met mijn ticket. Timide stond ze te wachten. Snauwend pakte Dawei mijn ticket aan. Ik kon het niet laten om te zeggen, dat ik vond dat ze er mooi uit zag. Ze was helemaal gelukkig.
Peter Tersteeg